Mijn opa en oma waren van de generatie die WWOII hadden meegemaakt en net zoals vele van die generatie hadden ze beide, zowel onder als boven een kunstgebit.
Ze hielden van eten maar niet met kunstgebit dat was teveel werk. Mijn opa een harde werker maar ook een harde drinker kwam op zondagavond altijd op een vaste tijd uit de kroeg rollen om bij het avondeten aan te schuiven.
Daar zaten we dan als kind tussen op en oma aan de eettafel. Voor het eten ging het gebit uit en werd, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, steevast naast het bord gelegd tot afgrijzen van mijn broertje en ik.
Nou leerde wij op school dat de mens afstamde van de apen maar bij opa en oma leek het alsof ze regelrecht waren ontsproten uit een hamster!
Tegen bedtijd gingen de gebitten in de keukenla. Opa die ‘s morgens als eerste eruit moest om naar zijn werk te gaan was niet altijd even fris na de hoeveelheid drank van de avond daarvoor en zo wilde het regelmatig voorkomen dat die ouwe (zoals hij in de familie werd genoemd) op zijn werk zat en dacht, wat heb ik toch een pijn in me bek.
Had die ouwe weer eens het verkeerde gebit uit de keukenla gepakt.
Dat dit nogal eens voorkwam blijkt uit de legedarishe zin uit een Sinterklaas gedicht die luidt:
Heeft die ouwe gek weer het verkeerde gebit in zijn bek.